Tips over lancetten

5 tips voor het gebruik van lancetten

  1. Bestel voldoende lancetten. Het is beter voor uw vingers om bij iedere vingerprik een nieuwe lancet te gebruiken.
  2. Laat het afdekkapje op de lancet zitten totdat u deze in de prikpen heeft geschoven en gaat prikken.
  3. Verwijder de lancet direct na het testen om prikongevallen te voorkomen.
  4. Vraag een gratis naaldencontainer aan voor uw lancetten bij uw kwartaalbestelling.
  5. Een volle naaldencontainer valt onder het chemisch afval. U kunt deze inleveren, bij het afvalpunt klein chemisch afval van uw gemeente.

Veelgestelde vragen

Waarom moet ik iedere keer een nieuwe lancet nemen als ik mijn bloedsuiker ga meten?
Lancetten (en ook naalden) hebben een siliconenlaagje dat ervoor zorgt dat uw huid minimaal wordt beschadigd. Na één keer prikken gaat dat laagje eraf en komen er minuscule bramen aan. Ook de punt van de lancet wordt krom naarmate er vaker mee geprikt wordt. Dus voor het behoud van uw vingers is het nodig om elke keer met een nieuwe lancet te prikken.

Mijn bloeddruppel is altijd heel klein, wat kan ik daaraan doen?
Als uw vingers koud zijn, is het moeilijker om een goede bloeddruppel te krijgen. U kunt uw handen wassen met warm water of uw vingertoppen warm masseren. Ook kunt u uw handen even langs uw lichaam laten hangen. Het is niet goed om de bloeddruppel uit uw vingertop te stuwen. Hierdoor kan er wondvocht in de bloeddruppel komen en dit beïnvloedt de uitslag van uw glucosemeter. Is uw bloeddruppel vaak te klein, dan kan het helpen de prikdiepte van uw prikpen iets dieper in te stellen.

Wat gebeurt er als mijn bloeddruppel te klein is?
Doorgaans heeft u maar een klein bloeddruppeltje nodig voor een glucosemeting. Als uw druppeltje te klein is, geeft uw glucosemeter een foutmelding. Prik dan opnieuw en neem een nieuwe teststrip om alsnog uw suiker te meten. Probeer niet meer bloed uit uw vinger te stuwen, want dit kan de uitslag beïnvloeden.